17 juli 2007. In de vroege morgen pak ik vanaf mijn gasthuis een bus naar het centrum van Nijmegen. Om 6 uur verschijn ik aan de start van de Nijmeegse Vierdaagse. Maanden heb ik hier naar toe geleefd. Niet in de zin dat ik voldoende getraind heb, overigens. Met slechts zo’n krappe 300km in de benen schiet de voorbereiding veel te kort.
In mijn eentje
Maar toch doe ik het. Alleen. Het afgelopen jaar heb ik mijn echtgenoot verlaten en ben ik gescheiden. Aan alle kanten voel ik me een quitter. Ik heb gefaald. Wéér heb ik iets niet afgemaakt, niet tot een goed einde gebracht. Mijn huwelijk. De behoefte om een prestatie neer te zetten is enorm. Als ik echt iets wil dan kan ik het ook. Toch? Ik moet, ik zal en ik doe. Ik heb niemand iets te bewijzen behalve mijzelf.
Kop op
En dus heb ik me een half jaar eerder in geschreven voor de vierdaagse. En nu loop ik daar. Door Nijmegen. Alleen. Al aan het eind van de dag 1 loop ik met mijn kop omlaag. Ik ben moe en zie het niet meer zitten. Op een kilometer of 5 van de finish ziet een ervaren medeloper het aan. “Meissie, je moet nog 3 dagen. Nu je kop omlaag en je redt het niet. Kom op. Hoofd omhoog en doorlopen. Waar kom je vandaan?” Voor ik het weet zijn we in gesprek.
Doorlopen
Wat ben ik de man dankbaar. Hij sleept me door de laatste 5 kilometer van de eerste dag, maar ook later in de week hoor ik hem nog regelmatig in gedachte: “Kom op, hoofd omhoog anders ben je verloren”. Ik doe het; ik loop de vierdaagse. Helemaal alleen. Ik ga aan alle vrolijkheid voorbij, de muziek, de drankjes, maar focus me geconcentreerd en serieus op het einddoel. Tijdens dag 2 loop ik mijn dijen kapot in een korte broek. Op dag 3 bereik ik op mijn tandvlees de eindstreep na de 7 heuvelen.
Pijn
En op dag 4 neem ik nauwelijks pauzes. Alles doet me zeer. Als ik ga zitten, dan kost het me een kwartier om weer rechtop te staan en door te kunnen gaan met lopen. “waarom doen we dit?” verzucht een man tegen me op een van mijn zeldzame stops deze loodzware laatste dag. Ik vertel het hem. Waarom ik dit doe. Dat ik de behoefte heb een prestatie neer te zetten na een mislukt huwelijk. “Ja, ik heb precies hetzelfde. Ik kan dit”. De herkenning maakt dat we elkaar kort en ontroerd omhelzen en succes wensen voor de rest van de dag. Ik ben kapot, zowel fysiek als emotioneel.
Ik slik heel wat tranen weg terwijl ik langs alle supporters loop op de route van de laatste dag. Zo hartverwarmend. Ik denk aan mijn ouders en zusje die straks aan de finish op de Via Gladiola zullen staan. Hoe ik ze in de armen zal vallen, moe maar voldaan. De tranen prikken steeds harder.
Breken
Ik loop in Mook, nog zo’n 12 kilometer te gaan. Ik zit er zo verschrikkelijk doorheen. Langs de route speelt muziek en wordt geklapt door de eindeloze rij toeschouwers. Op twee krakkemikkige campingstoeltjes zitten een ouder echtpaar. Ineens springt de bejaarde man op. “Zij krijgt ze!” roept hij, terwijl hij de bos gladiolen die tussen hen in ligt oppakt. Hij loopt op me af, met zijn vrouw in zijn kielzog, en drukt me de bloemen in de hand. “Je bent er bijna, hou vol!” voegt zijn vrouw er aan toe. Pats! Daar breek ik. Dikke tranen stromen me over de wangen en ik kan niet meer stoppen met huilen. Alle pijn en emotie komt er uit. En alsof dat nog niet genoeg water is, begint het ook nog prompt te regenen.
Finish
In een stromende waterval leg ik de laatste kilometers af. Mijn familie laat ik weten aan de linkerkant van de Via Gladiola te gaan lopen. Ik vrees onherkenbaar te zijn in mijn regenjas en met een petje op. Maar plots springt daar een man in een regenponcho en een onmiskenbaar rond brilletje voor me. Pa. Daarachter mijn moeder en mijn zusje. Wat zijn ze trots op me en wat doet me dat goed. Nog meer tranen. Ik heb het gered. Ik heb het gewoon gedààn! Helemaal in mijn uppie. Ik heb mijn vierdaagse kruisje. Nooit meer, verzucht ik. Nooit meer alleen in ieder geval.
Wie gaat er met me mee volgend jaar?